Gedachteloos staar ik voor me uit.
Onderuit gezakt zit ik op een wat ongemakkelijke stoel en ik voel me ter plekke instorten.
Ik kijk naar de vrouw tegenover me.
Ze zit er net zo bij als ik.
Haar gezicht staat op neutraal.
Als ze ziet dat ik naar haar kijk, knipoog ik.
Ik wil haar het gevoel geven dat ik snap waarom zij er net zo bij zit als ik.
Ze lijkt me niet te zien want ze geeft geen enkele reactie.
Naast haar zit hij.
Hij zit rechtop, zijn beide voeten houdt hij naast elkaar op de grond en zijn handen liggen ontspannen op tafel.
Zijn gezicht staat vastberaden, zijn mond is licht geopend.
Ieder moment kan hij wat gaan zeggen.
Hij wacht gewoon het juiste moment af.
Naast hem zit de grappenmaker.
Hij ginnegapt met zijn andere buurvrouw die verbeten een lachbui zit te onderdrukken.
De plek op tafel voor haar is, op de koffiemok na, leeg.
De vrouw naast me zit afwezig in papieren te rommelen en vraagt zich fluisterend af waar ze nou de voorlaatste notulen heeft gelaten.
De man naast me werkt aan zijn onderdrukte tekentalent en kliedert een heel schrijfblok vol.
ZÃjn buurvrouw kijkt verstoord naar hem als hij met zijn pen een waar drumsolo op zijn schrijfblok weggeeft.
ZÃj is aan het woord. Haar ogen staan fel en ze kijkt naar haar overbuurman die nog steeds op het punt staat wat te zeggen.
Ze slaat haar armen over elkaar heen en zendt daarmee naar haar overbuurman uit dat hij het vooral niet moet wagen het met haar oneens te zijn.
Mijn overbuurvrouw pakt een appel uit haar tas, en ik krijg ter plekke honger.
Ik kijk op mijn horloge; half zes.
Tijd voor de rondvraag….