door Erick op 14 mei 2014, 20:03
Ik ben even in mijn eigen bewijsstukken gedoken en de te bewijzen indicatoren opgezocht.
Hieronder staan de indicatoren bij de door jou genoemde competenties (1- interpersoonlijk / 2-pedagogisch) zoals ik die tijdens de opleiding heb gebruikt. Eronder enkele voorbeelden.
1.1 hanteert die interactie- en communicatievormen die kinderen zoveel mogelijk tot hun recht laten komen, zonodig intercultureel
1.2 past professionele gespreksvaardigheden toe in het contact met kinderen
1.3 beschrijft en verklaart de communicatiepatronen en groepsdynamische processen in zijn groep en verbetert deze zonodig
1.4 beschrijft en verklaart sociale verhoudingen in zijn groep en verbetert dit zonodig
1.5 verantwoordt zijn manier van omgaan met de groep en individuele kinderen
1.6 bedenkt met behulp van een deskundige collega een planmatige manier van omgang voor problematische interacties met kinderen en voert dit uit.
1.7 geeft afgestemd op de situatie leiding (volgen, sturen, confronteren, etc.)
1.8 creƫert een klimaat waarin kinderen met elkaar samenwerken
Voorbeelden erbij:
1.1/1.2 Bespreken van een incident met een groepje leerlingen. Hoe heb je dat aangepakt (onderbouwd met theorie)
1.3/1.4 Sociogram, maken van nieuwe groepjes (en uit kunnen leggen waarom je bepaalde kinderen wel/niet naast elkaar zet, waar je bij bepaalde leerlingen extra op let)
1.5 Gesprekken met kinderen a.h.v. gebeurtenis, omgang in verschillende situaties. Je visie m.b.t. de omgang en dan natuurlijk uitleggen.
1.7 Sportdag, organisatie van een theaterbezoek, workshops o.l.v. een extern persoon of ouder
1.8 Les met coƶperatieve werkvormen, activiteit waarbij ze van elkaar afhankelijk zijn, groepsopstelling/-indeling (al dan niet met een koppeling naar de visie van de school), een leerling plastic handschoenen geven zodat hij wel wil kleien
2.1 heeft binnen enkele weken een beeld van een klas, van de individuele kinderen en van de sociale verhoudingen en het sociale klimaat; kan dit interpreteren en objectief rapporteren
2.2 stimuleert kinderen om kritisch na te denken over hun opvattingen en gedrag en om daarover in de groep te communiceren
2.3 pakt de meest voorkomende, alledaagse ontwikkelings- en gedragsproblemen adequaat aan (ākleineā vormen van faalangst, onzekerheid, motivatieproblemen, tijdelijke gedragsproblemen)
2.4 ontwerpt (eventueel met behulp van een collega) een plan van aanpak om het leef- en werkklimaat voor een groep kinderen te verbeteren en kan dit uitvoeren
2.5 beschrijft van elk kind in zijn groep hoe het zich ontwikkelt op fysiek, sociaal-emotioneel en moreel gebied en bevordert deze ontwikkeling
2.6 signaleert als er ontwikkelings- of gedragsproblemen zijn, beoordeelt of en hoe hij die zelf kan aanpakken en weet waar hij eventueel hulp kan vinden in en buiten de school
2.7 verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en ook hoe hij de groep of individuele kinderen benaderd heeft. Daarbij maakt hij gebruik van relevante, theoretische en methodische inzichten.
Voorbeelden erbij:
2.1 Uit kunnen leggen waarom je bepaalde kinderen wel/niet in een groepje plaatst, het maken en gebruik maken van een sociogram
2.2 Oplossen van een ruzie waarbij leerlingen zelf een oplossing bedenken en hun (on)gewenste gedrag benoemen, les over de Vreedzame school
2.4/2.5/2.6 Groepsplan, les gericht op pesten n.a.v. een voorval, gesprek met IB'er m.b.t. aanpak leerling, werken met niveaus.
2.7 Hoe ga je om met een incident, hoe pak je het aan om het probleem op te lossen of boven tafel te krijgen?
Kies vooral bewijsstukken waarvan je zelf het gevoel hebt dat het een sterk bewijsstuk is, of bespreek het eens met een medestudent (of leg het aan 'ons' (forum) voor). Bewijsstukken hoeven niet mega-uitgebreid opgeschreven te worden voor mijn gevoel, zolang je maar duidelijk de link kunt leggen tussen het bewijsstuk, de competentie en de theorie.
Succes!
Maar bovenal laat ie ons dromen over een hele mooie toekomst, ja hij laat ons geloven in onszelf.