De volgende vormen heb ik met groep 5 gedaan:
Zee: allemaal wapperen.
Paddenstoel: je maakt je groot en je loopt allemaal naar het midden toe. De kinderen zijn de steel en de parachute is de hoed.
Bal: probeer d.m.v. samenwerken en een goede timing de bal zo hoog mogelijk te krijgen.
Wolk: tel tot drie dan maak je je zo groot mogelijk en dan laat je de parachute los.
Oversteken: ook wel parachuteloop genoemd. Je wijst kinderen aan die tegen over elkaar staan. Deze kinderen wisselen van plaats als de parachute om hoog gaat.
Tentje/igolo: je maakt je groot en daarna trek je de parachute achter je rug naar benenden. Iedereen houdt de parachue vast. Zo ontstaat er een tentje.
Het tentje en het oversteken vonden de kinderen het leukst