Opdrachtkaarten voor de meerbegaafde ll, welke criteria?

[Princess]

Voor mijn minor ben ik bezig met een onderwijsontwerp.
Ik ga opdrachtkaarten ontwikkelen voor de meerbegaafde leerlingen (IQ 115-130).
Ik richt mij voornamelijk op groep 4 (middenbouw).

De opdrachtkaarten moeten aan een aantal criteria voldoen, ik heb er al een aantal:

De school is een kunstmagneetschool, de opdrachtkaarten moeten daarop aansluiten
Er moet gebruik gemaakt worden van de ICT mogelijkheden (die worden op dit moment nog onderbenud)
Er moet rekening gehouden worden met de meervoudige intelligentie
De leerlingen moeten er geheel zelfstandig mee aan het werk kunnen.
Ze moeten zowel alleen als samen kunnen werken aan de opdrachten.
De opdrachten moeten uitgebreid zijn, ze moeten het dus niet zomaar in een uurtje af kunnen hebben (anders kan ik eindeloos kaarten gaan maken en is naar mijn idee het effect minimaal)

Wat is nog meer belangrijk?

Daarnaast ga ik de meerbaafde ll in de groepen 4 interviewen waar zij behoefte aan hebben, om zo tot meer criteria te komen. Ik heb al wat vragen bedacht, wat is belangrijk om te vragen, wat mag ik niet vergeten?
En hoe weet ik wie meerbegaafd is? Natuurlijk weet ik dat zelf wel een beetje en kan ik ook zien in het leerlingvolgsysteem wie er A+ scoort en hoeveel maanden de ll voorlopen, maar waar trek ik de grens? Ik moet dit verantwoorden, waar kan ik dit in de literatuur (of elders) vinden?

Alvast bedankt!

[Joke]

Er moet zeker aandacht besteed worden aan hun vermogen om creatief te denken. (Juist deze kinderen (en nog andere groepen) zijn in staat gedachtesprongen te maken (en verbanden te leggen door van de 'gebaande' paden af te wijken), die wij niet kunnen volgen (en die heel belangrijk voor de toekomst kunnen blijken als we bv. in de problemen zouden komen).
Ik las laatst een heel treffend, simpel voorbeeld:
De opdracht was om uit te rekenen hoeveel foto's er gemaakt kunnen worden als een leerling op schoolreis o.i.d. een fototoestel bij zich heeft en twee rolletjes van 36 opnamen. Wij zouden zeggen 2x36=72. Een HB-leerling gaf als antwoord 3x36=108, want je gaat toch niet op stap met een leeg fototoestel?
Dit vermogen moet dus zeker benut en geoefend worden.

Ik denk dat een intelligentietest af laten nemen (dat mogen wij zelf niet) de enige genormeerde manier is om dit vast te stellen.
Zoals je zei, kun je natuurlijk ook uitgaan van testuitslagen. A+ houdt namelijk in dat je boven het gemiddelde scoort vergeleken met alle Nederlandse kinderen. Misschien mag je dat wel als norm gebruiken. Lees de handleiding van Citotoetsen eens door voor theorie. Daar staat vast wel het een en ander dat je kunt gebruiken.

[Joke]

En ben je al weer een stukje verder gekomen?

Er schoot me nog een punt te binnen, ook heel belangrijk:
-Probeer het materiaal zo min mogelijk leesstof te laten bevatten, dus met een minimaal aantal woorden een maximale uitleg geven.
Veel HB en MB kinderen hebben 'een broertje dood' aan ellenlange leesstof. Ze willen z.s.m. aan het werk ermee.

Voor een kunstmagneetschool is dit wel een goede opdracht met de computer:
Laat de leerlingen zo veel mogelijk over een bekende kunstenaar te weten komen, liefst een kunstenaar met een eigen stijl die navolgbaar is (Picasso, Mondriaan, Dali etc.).
Daarna krijgen ze de opdracht om op een tijdgebonden voorwerp (bv. een kerstkous met kerst, een ei met Pasen etc.) een versiering aan te brengen die duidelijk maakt welke kunstenaar ze bestudeerd hebben, natuurlijk hoort er ook een verslag(je) of spreekbeurt bij over de kunstenaar.

[Joke]

Ben je al een stuk opgeschoten?