Allereerst vind ik de vragen nog steeds erg dicht naast elkaar liggen. Mijn situatie is wel anders, dan in het reguliere onderwijs, misschien moet je dat ook even in je achterhoofd houden. De schoolsituatie en klassensituatie is grotendeels ingericht voor autisten….
Hoe kan je het onderwijs zodanig organiseren dat ook kinderen met autisme het gevoel krijgen dat ze er geschikt/bekwaam voor zijn?
Kijk naar de mogelijkheden die het kind wel heeft en benadruk deze extra. Kan het kind erg goed lezen, dan dát juist op de klassikale momenten gebruiken. Kan het goed rekenen, dan het kind “om hulp vragen” bij moeilijke sommen. Er zijn al zoveel teleurstellingen die ze zijn tegengekomen en waar ze steeds tegenaan blijven lopen. Als er aandacht wordt gegeven aan hun positieve kanten, zullen ze zich competent voelen. Het is wel afhankelijk van het kind. Sommigen willen echt niet in de belangstelling staan. Dat is te direct, te frontaal.
Ik heb groep 3-4 niveau en alles wat daartussen ligt. Dit jaar zijn er 6 kinderen van het reguliere basisonderwijs bij gekomen. De rest is doorgeschoven uit andere groepen. Wat belangrijk is, zeker in het begin als ik ze in de klas krijg, is werk aanbieden op beheersingsniveau. Bij sommige kinderen er zelfs een beetje onder. Ze hebben toch vaak op hun tenen gelopen, ook al is er een apart programma aangeboden. Ze zien wel, dat de rest van de klas steeds maar verder komt en zij achterop raken. Eerst moeten ze weer een beetje zelfvertrouwen opbouwen: “kijk, dit kan ik” en plezier krijgen in het naar school gaan. Ik heb zelfs een kind gehad, die de eerste periode alleen maar “ik maak geen geluiden” als opdracht had tijdens werktijd.
Ook denk ik dat het belangrijk is om een autistisch kind niet te overvragen. Waarom 3 blz. rekenen ? Als er 2 rijen zijn gemaakt, er is goed gewerkt, het kind snapt het, waarom dan nog meer ? Ik denk dat het belangrijk is, dat je kan accepteren dat dát voldoende is. Tenzij je natuurlijk een kind hebt, die het héérlijk vindt om veel te rekenen. Ik noem maar wat. Leg de lat laag. Zie je aan het kind, dat het “op” is, stop dan gewoon en vraag niet om meer. Ik weet op een gegeven moment wel of een kind ermee speelt. Als dat het geval is, vraag ik natuurlijk wel even wat meer van hem.
Wat ik erg belangrijk vind, is afstappen van de methode als dat nodig is. Kijk waar het kind mee bezig is, wat ligt in zijn interessegebied. Is het gek op dino’s, auto’s, vliegtuigen, bodemdiertjes, wat dan ook… Ga dan die kant op. Woorden bedenken die ermee te maken hebben, een boekje maken, op internet dingen opzoeken, sommen ermee bedenken. Het kost veel tijd en energie, maar het is een manier om ze aan het leren te krijgen. Spelenderwijs lezen ze, doen ze aan spelling, leren ze meten, enz.
In methodes staan ook vaak leuke plaatjes, gezellige doe-opdrachtjes, enz. Mijn ervaring is, dat je de meeste kinderen daar helemaal geen plezier mee doet. Het liefst maken ze rijen sommen en doen ze invultaallesjes. Een stelopdracht ? Phoe, moeilijk voor ze hoor ! Dan doe je heel veel beroep op hun eigen creativiteit. Dat zijn veel te vage opdrachten. Verhaal sommen ? Kunnen ze vaak niets mee. Die moet je of samen doen, of lekker overslaan….
Hoe kan je het onderwijs zo goed mogelijk inrichten, zodat je de behoeften aan ordening, structuur en zelfbesturing voor het kind met autisme tegemoet kan komen?
Het is belangrijk dat een autist precies weet wat hij moet doen, waar hij het moet doen, wanneer (en hoe lang), met wie (bij wie kan ik terecht voor hulp, met wie moet ik “samenwerken”) en op welke manier (Colette de Bruin – Geef me de 5).
Hoe gebruik ik dit in de praktijk ?
- Ik heb op het bord dagritmekaarten hangen. Op deze manier voorkom ik gevraag over wat we allemaal gaan doen op een dag. De dag wordt ’s morgens doorgesproken en bijzonderheden per kind staan nog extra op het bord, zoals fysio of logo. Als ze het eenmaal gewend zijn, hebben ze hier heelveel houvast aan. Wanneer ik eens per ongeluk een kaartje vergeet of verkeerd ophang, worden we daar meteen op afgerekend.
- Voor sommige kinderen heb ik een individuele pictokaarten. Daarop staat een bepaalde situatie stap voor stap uitgelegd. Bijvoorbeeld “hoe gedraag ik me op het plein ?” Ik heb een probleem op het plein. Ik loop naar de pleinwacht en vertel mijn probleem. Ik luister naar de pleinwacht en wacht tot de pleinwacht mij vertelt wat ik moet doen. Als ik weer een probleem heb, ga ik weer naar de pleinwacht. Wanneer het probleem niet opgelost kan worden, vraag ik of ik naar binnen mag.Ik ga aan mijn tafel zitten en pak iets te lezen. Als mijn eigen juf weer in de klas is, vertel ik direct wat er is gebeurd op het plein. Samen met de juf probeer ik het probleem op te lossen. Door de pictokaarten, kunnen ze zelfstandiger problemen aanpakken.
Ik kopieer even een stuk
http://forum.paboforum.nl/viewtopic.php?t=11361 , wat ik al eerder in een heb geschreven. Ik heb het gevoel, dat ik aan het herhalen ben. Zonde van m’n tijd….
Welke interventies heb je gepleegd? Wat werkt en wat niet?
·Scherm naast zijn tafel. Dit werkt heel goed. Hij is minder snel afgeleid. Ook heeft hij zo een veilig plekje, waar niet zomaar iedereen kan komen.
·Picto’s op het bord voor de dagindeling. Een individuele pictomap met daarin diverse situaties uitgewerkt: hoe loop ik door de gang, hoe gedraag ik mij op het plein, hoe vraag ik hulp, enz. Ook zitten er voor rekenen strategie kaarten in. Hoe reken ik deze som uit ? De sommen zijn dan op zijn eigen manier uitgewerkt. Dit alles helpt hem om zelfstandiger te kunnen functioneren en het claimende gedrag te verminderen.
·Korte werkmomenten afgewisseld met een momentje vrije tijd. 10 minuten rekenen zonder storen = knutselen of computeren. Het is dan wel belangrijk, dat hij sommen heeft, die hij beheerst.
·Voorbereiden op nieuwe situaties. Bijvoorbeeld ’s morgens bij binnenkomst al vertellen, dat we met rekenen uit een ander boek gaan werken.
·Beloning in het vooruitzicht helpt beter, dan straffen. Alhoewel ik dan wel heel erg het gevoel krijg van “voor wat hoort wat”. Maar het werkt wel heel goed. Een intrinsieke motivatie (voor schoolse zaken) heeft hij niet en op deze manier lukt het hem wel.
·De lat niet te hoog leggen. Waarom zou ik hem 20 rijen sommen laten maken als hij na 2 rijen de knollen op heeft. En hij heeft goed z’n best gedaan, niet gestoord, etc. Je moet heel erg je eigen verwachtingen bijstellen. Soms heb ik hele plannen voor een les, maar dan kan het heel goed zijn, dat het gewoon niet uit de verf komt die dag. Dat kan zijn door gedrag kind, onrust in de hele groep, “de knollen ophebben”, etc. Het is belangrijk dat je heel flexibel en inventief blijft. Niet koste wat kost proberen je wil op te leggen. Het werkt veel beter als je af en toe kan zeggen: “Vandaag zit het er niet in, morgen is er weer een nieuwe dag.” Ik weet wel tegen welke kinderen ik dat wel en niet kan zeggen, want anders, daar zijn ze dan ook wel weer autist voor, denken ze direct dat ze de volgende keer ook niets hoeven doen….
·Veel situaties in de vorm van een klein rollenspel laten zien of kort uittekenen in de vorm van een strip. Bijvoorbeeld n.a.v. een ruzie. Wat gebeurde er eerst, wat deed de ander, wat deed jij, wat gebeurde er daarna, etc. Op deze manier krijg je een helder beeld van wat er gebeurd is en kun je de dingen die verkeerd zijn gegaan, vervangen voor mogelijke oplossingen. Eigenlijk moet je hem “herprogrammeren” . Handvatten aanreiken om in bepaalde situaties juist te handelen. Daar helpt de pictomap ook weer bij.
·Belangrijk is ook dat ik heel duidelijk aangeef wat ik van hem verwacht in bepaalde situaties. Ik wil dat je gaat zitten op je stoel, met je voeten op de grond en met je benen onder de tafel, etc. Haast op het zeikerige af. “Zitten op je stoel” is voor hem een te ruim begrip. Hij hangt dan nog ondersteboven en achterstevoren, maar is wel op zijn stoel….
·Verder ben ik op bepaalde momenten (zoals werkmomenten) zuinig met het maken van grapjes, beeldspraak, spreekwoorden… Het schept veel verwarring en de mogelijk bestaat dat hij helemaal opgaat in zijn eigen fantasie n.a.v. een grapje. Ik maak ze bewust ook wel hoor ! De kinderen komen dat ook in het leven van alledag tegen. Ze hoeven niet overal voor en tegen beschermd te worden ! Wanneer ik grapjes o.i.d. maak, weet ik gewoon, dat ik even tijd moet nemen om het uit te leggen of dat kinderen erover kunnen doorgaan….
·Wat ook opvallend is en zeker bij het kind dat ik steeds voor ogen heb, is dat je je opdrachten vrij zakelijk en bevelend moet geven. “Wil je de deur even voor me opendoen ?” dan krijg ik standaard “nee”. Wanneer ik zeg: “Je doet de deur even voor mij open” dan is dat geen enkel probleem. Dat gaat erg tegen mijn gevoel in, over hoe je met mensen om hoort te gaan.
·Voorstructureren van zijn werk: stippen zetten in zijn schrift, waar wat moet staan. Wanneer ik werkbladen maak, maak ik die zo neutraal (en saai) mogelijk, zodat hij niet afgeleid wordt door plaatjes. Ook een blz. van 20 sommen, verdeel ik in kleine stukjes. Anders ligt het binnen de kortste keren verkreukeld op de grond en is het véééél te vééél !
·Er is vast nog wel meer wat ik zo tussen neus en lippen doe, maar ik weet het zo snel niet….
Hoe kan je het onderwijs zo goed mogelijk inrichten, zodat de kinderen met autisme het gevoel krijgen dat ze er ook bij horen?
Kijk, bij ons op school zijn ze “onder elkaar”. Dat klink misschien raar, het is niet negatief bedoeld, maar ze herkennen dingen bij elkaar. Ze voelen zich geen vreemde meer. Ze merken dat er voor iedereen speciale afspraakjes gelden, dat de een na het rekenen even 10 minuten mag computeren en de ander voor 10 stickers een kleine beloning krijgt is voor niemand een reden om te zeggen: “dat is niet eerlijk !” Ze weten, dat zij wel weer iets anders mogen als beloning. Ook kijkt geen kind vreemd op, wanneer er een kind even erop uit gestuurd wordt voor een “speciaal klusje”. Ze weten donders goed, dat het even is om rustig te worden of even energie kwijt te raken. Ze staan niet meer in de picture. Ze hebben allemaal wat….
Heb je een kind met autisme in de klas in het reguliere onderwijs, is het denk ik erg belangrijk om het kind te blijven betrekken bij je lessen. Vraag dingen waarvan jij zeker weet, dat het kind dat beheerst. Haal zijn sterke punten naar boven. Zorg wel dat het kind een individueel programma heeft, maar vraag zo af en toe ook wat klassikaals. Zo heeft hij het gevoel, dat hij er nog wel bij hoort.
Wat ook heel belangrijk is, om het kind goed te observeren. Aan zijn houding kun je zoveel zien. Ik noem het vaak “scannen” of “lezen” van de kinderen. Er zijn kinderen die niets zelf aangeven. Je moet maar gokken wat er aan de hand is. Sommige kinderen komen ook niet met een vraag om hulp. Modderen maar wat door. Als je een rustige, teruggetrokken autist hebt, die zichzelf in een schoolsituatie totaal niet laat zien, kun je in de valkuil trappen, door hem maar lekker z’n gang te laten gaan. Je hebt er geen last van. Maar ondertussen loopt dat kind wel hartstikke vast !
Probeer voorwaarden te scheppen voor het kind, in de zin van structuur, aangepast lesmateriaal, moeilijke momenten (zoals pauze, “leuke” voorstelling, gymles) overzichtelijk maken, verkorten of helemaal achterwege laten. Soms moet je er gewoon voor kiezen, dat het kind ergens niet aan meedoet, omdat het teveel spanning, onrust oproept. Je helpt het kind daarmee. Het is vaak erg prikkelgevoelig en heeft moeite om het overzicht te bewaren. Sommige situaties roepen veel angst op.
Pas wel op, dat je niet in de valkuil trapt, dat straks alles om het kind draait ! Ik heb diverse keren gehoord, dat alles in een klas om één kind draaide: “jullie mogen daar niet komen, want dan wordt… boos”. Je moet wel zelf de regie in handen blijven houden ! In de grote boze wereld gebeuren er ook onverwachte en minder plezierige dingen. Je kunt het kind niet voor alles beschermen. Binnen de structuur moet het kind leren om ook enigszins flexibel te worden (en dat voor een autist). Sommige dingen gebeuren nu eenmaal zo, punt. Dat hoor ik mijzelf enkele malen per dag zeggen…….
Hoe kan je kinderen met autisme terug laten kijken op hun werk, waardoor ze hun werk en gedrag zelf leren te verbeteren?
Dat is een hele moeilijke vraag en per autist verschillend. Het hangt af van de ernst van de stoornis. De een zal het niets kunnen schelen wat hij moet doen, hoe zijn werk eruit ziet en of het goed of fout is. Het is een “ding” wat nu eenmaal bij school hoort. De intrinsieke motivatie ontbreekt vaak. D.m.v. beloning, soms zelfs “voor-wat-hoort-wat (niet werken=niet spelen)” probeer ik ze toch te motiveren of aan het werk te krijgen. Ik merk dat werken heel veel weerstand oproept. Ik ben heel veel bezig met gedrag en op de 2e plaats komt het werken. Eigenlijk begint het met het oefenen van een basale werkhouding: zitten op je stoel, kijken naar de juf, letten op jezelf (niet bemoeien met anderen), wat moet ik doen, welke bladzijde, waar moet ik het neerzetten, enz. Een pictokaart helpt ze deze stappen te verinnerlijken (op den duur). De kracht van herhaling, eindeloos herhalen van dezelfde stappen.
Ook helpt het om het kind zelf verantwoording te geven over wat ze denken af te krijgen. Hoeveel rijen denk je dat je vandaag kan doen ? Maak er een spel van. Denk jij, dat als ik over 5 minuten bij je terug ben, dat je deze 2 zinnen af hebt ? Of, je gaat toch weer niet net zo hard werken als gisteren hè ? Dan moet ik zóóóveel nakijken…
Het samen kiezen van de mooiste letter/ woord in het schrijfschrift, doet het ook altijd goed. Bij 5 stickers, mogen ze met kleurpen. Vinden ze helemaal geweldig !
Je hebt ook kinderen, die wel gemotiveerd zijn om te werken en die eigenlijk bijna gelijk opgaan met een “normaal” kind van die leeftijd. Die geven ook vaak hun eigen doel aan. Ik wil graag schrijfletters leren, wanneer mag ik tafels leren….
Er is vast nog wel meer, maar ik vind het wel genoeg eigenlijk. Als je nog gerichte vragen hebt, vragen ter verduidelijking, dan stel je ze maar. Ik heb het gevoel, dat ik dingen die bij de ene vraag horen, bij de andere vraag heb gezet en andersom……Dat moet je zelf maar even uitzoeken…..