Ik begin pas met de deeltijdopleiding in 2012, maar ben lekker voortvarend begonnen in "ALKEMA - MEER DAN ONDERWIJS", en zoals de titel van het boek al aangeeft ziet het, zoals we in de maatschappij al meer proeven de laatste tijd, een belangrijke opvoedkundige en begeleidende rol voor de leraar naast de vanzelfsprekende kennisoverdracht.
Nog geen maand geleden kreeg ik van een kennis te horen dat ze een hoge frustratie had in het feit dat lesgeven aan 12-16 jarigen voor haar voor een erg groot deel uit opvoeden en soms zelfs maatschappelijk werk bestaat. Maar terugkijkend naar mijn eigen ervaringen op de middelbare school en het contrast met de omschrijving van de rol van een basisschoolleraar krijg ik ineens het sterke idee dat de huidige opzet van het voorgezet onderwijs niet geschikt is voor een dergelijke rol. Waar op de basisschool een leraar een hele klas voorzichzelf heeft en intensief de kans krijgt om zich in kinderen te verdiepen, krijgt in het voortgezet onderwijs een kind de meeste vakken ook nog eens van aparte leraren.
Zelfs het inzicht dat een basisschoolleraar heeft in het wel-en-wee van een kind hangt niet alleen af van de tijd die het samen met 1 kind heeft: als we het versimpelen naar harde minuten per kind per dag, komen we bij een gemiddelde basisschoolleraar uit op ca 10 minuten per kind per dag, even voorbijgaand aan de complicaties van klassikaal onderwijs. Kijken we dan naar het voortgezet onderwijs, en we zeggen voor het gemak dat we 10 vakken hebben en evenveel leraren, dan kom je per leraar dus op niet meer dan 1 minuut per kind per dag. Hoe weinig tijd ouders ook nog besteden aan hun kinderen, het lijkt me duidelijk dat het al gauw heel veel meer is dan een individuele leraar op school kan doen. Overleg tussen leraren onderling gaat op basis van die ene minuut ook niet bijster veel opleveren, en al helemaal niet als het gaat om onderwerpen die buiten het bereik vallen van ‘hij/zij maakt haar huiswerk nooit’ of ‘hij/zij komt altijd te laat’.
Blijft de vraag over of dat erg is? Mijn eerste antwoord neigt heel sterk naar: bewijs maar eens dat het niet zo is. Ik zal de laatste zijn die beweert dat de periode van de puberteit niet zijn eigen kenmerken heeft, maar ik zie daar eerder een grotere kans voor een leraar om daar een belangrijke rol in te spelen dan een kleinere. Twee van de belangrijkste ontwikkelingen uit die periode zijn het losmaken van de ouders, en het vinden van een plaats in de maatschappij. Voor het losmaken van de ouders is het beschikbaar zijn van andere volwassenen die in periode van onvermijdelijke conflicten en (ook vanuit het kind) taboeonderwerpen als vervangende vertrouweling kan gelden. Voor het vinden van een plaats in de maatschappij zijn niet alleen andere volwassenen die hun plaats al gevonden hebben van belang als rolmodel, maar ook de ontwikkeling als sociaal dier van de ‘jonge volwassene’. Het wegvallen van de leraar als geloofwaardige vertrouwenspersoon en scheidsrechter in het voortgezet onderwijs is juist in een periode waarin er groter risico is dan ooit dat het thuisfront hier niet of tijdelijk niet in de behoefte kan voorzien een extra gemiste kans.
Mijn stelling is dus: ook in het middelbaar onderwijs zou een groep een vaste leraar moeten hebben. Deze is vaste ‘coach’ van de leerling, en verzorgt minimaal 50% van het dagelijks contact dat een leerling heeft met de school.