Werkvorm hoofdzin/ bijzin oefenen

[juf suus]

Een aantal kinderen uit mijn klas blijft moeite houden met het herkennen van de hoofdzin/ bijzin.
Ze kunnen eigenlijk allemaal perfect uitleggen wat het verschil is tussen een hoofdzin/ bijzin, maar de "theorie" toepassen bij een opdracht is lastig.
Ik ben daarom op zoek naar een leuke ( eventuele coöperatieve) werkvorm om te oefenen met de hoofdzin en de bijzin.
Wie wil er met mij meedenken?

[Erick]

Ik weet niet hoe groot het groepje kinderen is, maar misschien kun je een match-opdracht geven (d.m.v. Mix-koppel)? Een aantal kinderen krijgt een hoofdzin (elk een eigen hoofdzin), een aantal andere een bijzin (elk een eigen bijzin). De kinderen gaan bij elkaar vergelijken om te kijken met wie ze matchen, met wie ze dus een complete zin (hoofdzin en bijzin) kunnen vorm. Dat daar grappige zinnen uitkomen waarbij de bijzin totaal niet past bij de hoofdzin, is niet erg. Het gaat erom dat ze door hebben of ze te maken hebben met een hoofdzin of een bijzin. De kinderen schrijven dan de zinnen waarbij ze een match hebben.

[Joke]

Waar hebben ze precies een probleem mee, juf suus?
Zien ze het verschil niet als de tweede zin ook een hoofdzin is (als de zin bestaat uit twee hoofdzinnen dus)?
Of zien ze niet wat de hoofdzin en wat de bijzin is (als beiden in één zin staan)?